Dunlop rolstoeltennis (1)

Spelregels

De spelregels en wedstrijdbepalingen die zijn vastgelegd in de Tennisspelregels, het Competitiereglement en het Toernooireglement van de KNLTB, gelden ook voor rolstoeltennis. Daarnaast zijn er ook enkele aanvullingen. 

De rolstoel 

De rolstoel wordt beschouwd als deel van het lichaam. Alle regels met betrekking tot het lichaam van de speler zijn ook van toepassing op de rolstoel. Als de bal in een rally tegen de rolstoel komt, is het punt dus voor de tegenstander. Verder mag de wedstrijd voor noodzakelijke reparaties aan de rolstoel niet langer dan twintig minuten onderbroken worden. 

Tweemaal stuiten van de bal 

De rolstoeltennisser mag de bal tweemaal laten stuiten. De speler moet de bal terugslaan voordat deze grond een derde keer raakt. De tweede stuit mag zowel binnen als buiten het speelveld plaatsvinden. De eerste stuit bepaalt dus of de bal in of uit is. Uiteraard mag de speler de bal ook na één stuit of als volley terugslaan. Vooral op hoger niveau komt het veel voor dat de spelers de bal na de eerste stuit slaan of zelfs bij het net komen om ballen weg te volleren. 

De service 

  • Onmiddellijk voor dat de speler gaat serveren, moet de serveerder stilstaan. De speler mag zijn rolstoel vervolgens één duw geven voordat hij/zij de bal slaat. 
  • De serveerder mag tijdens de uitvoering van de service met geen enkel wiel enig ander gebied aanraken dan dat achter de achterlijn, binnen de denkbeeldige verlenging van het middenmerk en de zijlijn. Doet de speler dat wel, dan geldt dit als een ‘voetfout’. 
  • Als de gebruikelijke wijze van serveren lichamelijk onmogelijk is voor een quad-speler (een speler waarbij ook de functionaliteit van één of beide armen beperkt is), mag de speler of iemand anders de bal voor hem/haar laten vallen. Iedere keer moet echter op dezelfde manier worden geserveerd. 

Het voortbewegen van de stoel met de voet 

  • Als een speler door zijn handicap niet in staat is de rolstoel via de hoepel van het wiel voort te bewegen, mag de speler de rolstoel voortbewegen door het gebruik van één voet. 
  • Zelfs als het een speler is toegestaan de rolstoel met gebruik van één voet voort te bewegen, mag geen enkel deel van de voet van de speler met de grond in contact zijn: 

- tijdens de voorwaartse beweging van de zwaai, met inbegrip van het moment dat het racket de bal raakt;
- vanaf het begin van de servicebeweging totdat het racket de bal raakt. 

Speler verliest het punt 

Een speler verliest het punt als: 

  • hij/zij er niet in slaagt de bal terug te slaan voor die de derde keer de grond raakt; 
  • hij/zij enig deel van de voeten of onderste ledematen als rem of stabilisator gebruikt door deze op de grond of tegen een wiel te houden terwijl hij/zij serveert, een bal slaat, draait of stopt terwijl de bal in het spel is (afhankelijk van de regel over het voortbewegen van de stoel); 
  • hij/zij niet met tenminste één bil contact blijft houden met de rolstoel op het moment dat de bal wordt geslagen. 

Geïntegreerd tennissen 

Wanneer een rolstoeltennisser met of tegen een valide tennisser in het enkel- of dubbelspel speelt, dan speelt de rolstoeltennisser volgens de regels van het rolstoeltennis en de valide tennisser volgens de ‘gewone’ spelregels. In dit geval mag de rolstoeltennisser de bal dus tweemaal laten stuiten en de valide speler maar één keer.